Praktische toepassing Wet spoedreparatie fiscale eenheid

Op woensdag 6 juni 2018 is de Wet spoedreparatie fiscale eenheid aangekondigd. Dit wetsvoorstel volgt op de eerder op 25 oktober 2017 aangekondigde maatregelen naar aanleiding van het arrest X BV en X NV (HvJ EU 22 februari 2018, nr. C-398/16).

Het wetsvoorstel is in lijn met de aangekondigde spoedmaatregelen en treft de navolgende regelingen:                            

  1. Artikel 10a Wet VPB 1969;                                         
  2. Artikel 13, negende tot en met vijftiende en zeventiende lid Wet VPB 1969;
  3. Artikel 13l Wet VPB 1969;
  4. Artikel 20a Wet VPB 1969;
  5. Artikel 11 lid 4 Wet DB 1965.

In de kern van de zaak wordt in het voorliggende voorstel ten aanzien van bovenstaande wettelijke bepalingen bepaald dat deze bij het bestaan van een fiscale eenheid worden toegepast alsof er geen sprake is van een fiscale eenheid. Deze regelingen zullen, nadat het wetsvoorstel in werking treedt worden toegepast met terugwerkende kracht tot 25 oktober 2017, 11.00 uur.

Gevolgen voor de praktijk:

Het wetsvoorstel zal voor de MKB-praktijk met name gevolgen hebben in gevallen waarin artikel 10a Wet VPB 1969 van toepassing kan zijn. Bij een fiscale eenheid dient te worden nagegaan of de aftrek van rente op grond van artikel 10a Wet VPB 1969 is uitgesloten, niet alleen voor schulden die zijn aangegaan bij partijen buiten de fiscale eenheid, maar ook binnen de fiscale eenheid. Dit laatste is een gevolg van het wetsvoorstel. De consequentie is dat ook binnen fiscale eenheid de herkomst van lening en besteding dient te worden nagegaan. Als op een schuld artikel 10a Wet VPB 1969 van toepassing is moet binnen fiscale eenheid de winst van de fiscale eenheid worden verhoogd met de rente die op grond van die bepaling niet aftrekbaar is.

Dit geldt op grond van de overgangsregeling niet als aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan:

  1. De rente is betaald over een artikel 10a-schuld die op 25 oktober 2017, 11.00 uur al bestond; en
  2. Het totale bedrag van rente over die schulden is niet hoger dan € 100.000,-.

Deze overgangsregeling geldt tot 1 januari 2019. Na deze datum geldt ook voor die schulden de hierboven gegeven hoofdregel.